7. Kindergedichten

7.1. Dutch poems for children

My father used to learn us small poems for children. These are some of them.

7.2. Een spreker die maar niet uit de war kwam


Jeroen wou zeggen: 'buitensporig',
Maar 'borenspuitig' kwam er uit.
Een poging, om 't weer goed te maken,
Had 'sporenbuitig' tot besluit.
Nog bleef de man naar juistheid streven
En 'spuitenborig' werd de klank; -
Toen zag hij af van verder pogen
En sprak: 'Meneren! 'k zeg u dank,
Dat gij de daad hier voor de wil naamt;
Een goedheid, die uzelv' vereert,
Maar die ik toch ook wel verdiend heb,
Want 'k zeg het goed, maar 'k meen 't verkeerd.
'k Zal echter nu de mond maar sluiten.
Want naar een spreuk, zo waar, als oud,
Die zeker al de heren kennen,
Is spreken zwijgen, zilver goud.'

7.3. Aangebrand


Aagt Morsebel nam kleinen Piet
In kost, en als het kind, te middag aangezeten,
Haar soms zijn walging merken liet:
De vieze bijsmaak van heur knoeisels werd geweten,
Aan kaarsvet, roet, noch snuif; 't was altoos : "Lekkertand,
Wat zou' het zijn, als aangebrand?"
Nu kwam er eens een schotelvol groen eten
Te voorschijn, die Kok Aagt spinazie had geheten:
Hiervan kreeg kleine Piet zijn deel op 't bord gesmakt;
Hij roert er in; hij vindt twee achterpooten
Van d' armen kikvorsch, onder 't warmoes kort gehakt,
En legt, met de oogen half gesloten,
Zijn eetvork neer, tenvijl hij vraagt:
"Heeft aangebrand ook voetjes, moeder Aagt?"